18. Lees deze zin goed: met een bidon gooien naar een renner is gevaarlijk

Deze column gaat over de actualiteit van de ten einde lopende week en dan kan het in deze wereld van oorlog, armoede, honger en andere levensbedreigende calamiteiten maar over één ding gaan: de bidongooier. Als columnist verwacht u van mij een forse of tegendraadse mening en die heb ik. Let nu goed op mijn woorden: met een bidon gooien mag niet. Het is foei, foei en foei. Het is zelfs gevaarlijk als je naar een rijdende renner een bidon gooit. Doe het niet. Waarom niet? Het kan gevaarlijk zijn, omdat de renner kan vallen of een neus kan breken. Als je het wel doet, verdien je een strenge straf: een fikse boete, een verbod om sportmanifestaties bij te wonen, enkelband, gevangenisstraf, brandstapel, je verhaal moeten doen in de nieuwe talkshow van Eric Goens.

Eerst wou ik in deze column op haast ondoenbaar evenwichtige wijze de draak steken met de receptie van de bidongooierij in de media zonder zelf ook maar de schijn te wekken dat ik de daad vergoelijk. En of me dat zou zijn gelukt, geen zorgen daaromtrent. Zo zou ik het kunnen hebben hoe zichtbaar deugd het deed voor serieuze wieleranalisten (dit is een woord) om zich eens flink af te reageren op iemand die iets dwaas deed waarover naar schatting iedereen het eens is dat het dwaas is en zich uitdrukkelijk aan de goede kant van maatschappij positioneren: aan de kant van de mensen die geen bidons gooien naar renners. Of over sportsociologen die eindelijk de zin van hun bestaan ontdekken en de kosmische betekenis blootleggen van een dronken persoon die gooit met een bidon. Wie weet zou ik mijn column op een infantiele toon beginnen die appelleert aan de wijze waarop over het bidongooimoment werd bericht, waarbij ik alleen maar kan winnen (ofwel heeft de lezer het door en moet hij gniffelen, ofwel heeft hij het niet door en vindt hij dat ik het eens goed heb gezegd) – mocht ik echt een begenadigde dag hebben.

Ik moet nu toegeven: het voelt wel lekker om aan de goede kant te staan. Ik wel. Ik gooi geen bidons naar renners. Het lijkt misschien een open deur en een vanzelfsprekendheid. Maar door lang genoeg de aandacht te vestigen op bidongooiers en de problematiek (dronken man doet dwaas) zo veelzijdig mogelijk te belichten, begint een mens zich bijzonder te voelen dat hij niet met bidons naar renners gooit. Ja, ik begon me zelfs af te vragen of ik iets fout doe door het niet te doen. Ik bedoel natuurlijk: ik ervaar nu ook de waarde van een gedeelde boosheid in een tijd dat gedeelde waarden onder druk staan. Het is een curiositeit dat goed en kwaad nog zo helder afgebakend worden ervaren. Het kan natuurlijk ook zijn dat er te weinig is om gezamenlijk kwaad over te worden. Onze gedeelde kwaadheid gaat alleszins:

– Niet over Israëlische aanvallen op hulpverleners en tentenkampen met ontheemden in Gaza

– Niet over kinderen die in armoede groot worden en mensen die geen dak boven hun hoofd hebben

– Niet over de democratieën en de rechtsstaten die van binnenuit worden opgevreten en de individuele rechten en vrijheden die onder vuur liggen

– Niet over de onwil om burgers te beschermen tegen voorspelbare klimaatrampen

– Niet over Soedan, Congo, Myanmar en Oekraïne

– Niet over autocraten die mensen illegaal deporteren, democratische instellingen uit hun fundament losrukken en media intimideren, behalve als ze een zwarte maandag op de beurs veroorzaken

– Niet over het precaire lot van te veel mensen in onze samenleving

Onze gedeelde kwaadheid gaat over een bidongooier en het rijdend statutair personeel van de NMBS. Godzijdank bestaan zij nog.

Matthias Vangenechten