Toen Raymond De Baere* naar Vremde verhuisde, sprongen de vonken tussen hem en de meest beruchte metropool gelegen ten zuidoosten van het vissersdorpje Antwerpen ervan af. Inmiddels is dat tragisch genoeg geëvolueerd naar een haat-liefdeverhouding, waar de liefde soms erg ver te zoeken is…
November 1979. Ik zet eindelijk de grote stap en verlaat mijn thuisgemeente Oelegem voor de metropool. Voor Vremde.
Wat was ik meteen verliefd. Tot over mijn oren. Vremde beroerde me onmiddellijk. Een smeltkroes van zestigers, zeventigers, tachtigers en negentigers. Van de kantine van Sporting Vremde tot de sfeervolle serres. Van de heerlijke bruine Vremdse kroeg tot tot wel 20u30 ’s avonds dansen met de rest van het dorp, als er niet gehovenierd moet worden tenminste.
Ik hou van je, Vremde. Maar, ik spuug je soms ook uit. Vaak, en de laatste tijden te vaak. Ik heb het intussen allemaal gezien. Een dertiger die schaamteloos met een gsm over straat loopt. En niet eens daarop aangesproken wordt. En ik, die dan wel nagekeken word omdat ik met mijn kruiwagen over straat loop. Dit is niet mijn Vremde.
In een periode dat de zon nog opkwam alvorens de koeien gemolken moesten worden, zag ik hoe een twintiger op een solex door Vremde scheurde. Langs weilanden en velden waar runderen en vee opschrikten door dit kabaal. Je zag de ontreddering in hun blikken, levenslang getraumatiseerd. Mijn hart brak.
Of die ene keer dat ik het aandurfde om in de Reigersmolenstraat te protesteren tegen het weghalen van de monumentale hotseknotsekasseien ten voordele van klinkers. Ik protesteerde, want, het spijt me, dit is de verloedering van het authentieke uitzicht van een dorpskom als die van Vremde. Een robuuste man van de gemeente kwam vragen of ik het niet te koud had. Zelden ben ik zo snel naar huis gevlucht, veilig achter bakstenen muren, gesloten ramen en rolluiken op een kier. Mijn hart brak.
Ik ben het beu. Het achterom kijken als ik ’s avonds mijn tractor parkeer. Het niet altijd durven gebruik maken van de paardentram, die zo snel als een pijl uit een boog schiet. De verandering.
Ik woon nu in de banlieue van Vremde. Het is er verloederd, onveilig en kil. Op veel plekken toch. Niet overal, want dit moet op een genuanceerd opiniestuk lijken.
Ik ben het beu dat ik me niet langer thuis voel in mijn metropool, mijn Vremde. Dat ik me op den duur afvraag of dit Warm Vlaanderen is. Waar ik als autochtoon Vremdeling door een grote groep vremdelingen uit andere dorpen die de sfeer hier komen verzieken, als vremde in eigen dorp wordt aanschouwd. En het doet pijn om het te zeggen, maar het gaat maar al te vaak om jonge gasten met een Oelegemse, Millegemse of Borsbeekse achtergrond. En met een Boechoutse achtergrond natuurlijk ook, maar dit opiniestuk mag om geloofwaardig te blijven niet in clichés hervallen, waardoor ik dit beter onvermeld laat. Buitendorpers. Ik walg van mezelf dat ik zoiets zeg. En toch doe ik het toch. Nah.
Ik ben zelf buitendorper. Ik ben zelf het product van een multiculturele samenleving. Ik leef voor verdraagzaamheid. Maar Vremde kan soms hard zijn. Allerlei gespuis afkomstig uit de banlieues maakt zich meester van dit gebied en besmet de kern van het dorp en het dorpsleven. Ik word irreligieuzer in mijn hoofd. Bestaat die god wel als ik zie wat voor barbarisme hij in Vremde toelaat? Ik ben geen racist, maar ik roep wel eens kutoelegemnaar of hoor wel eens een stemmetje in mijn hoofd roepen dat alle buitendorpers een terugkeercontract zouden moeten tekenen wanneer ze zich niet aanpassen aan de normen en waarden die in Vremde heersen.
De politiek heeft ook boter op het hoofd. De tsjeven, de sossen en ook burgemeester Boer Gust met zijn mooie praatjes altijd. Een groep jongeren, vaak uit buurdorpen, heeft de boerenstiel niet voldoende onder de knie gekregen en zoekt zijn toevlucht op straat waardoor samenleven schier onmogelijk wordt. En van onze kant zo veel inspanningen vergt dat het onredelijk en onleefbaar wordt. Doe iets met die jonge gasten. Sjot ze buiten, de hele huidige generatie van mensen die echt uit Vremde komen dreigen anders te vervreemden in hun eigen moederdorp.
Moeten er doden vallen?
Politiekers, veegt uw straten schoon. Maak dat we weer de paardentram kunnen nemen zonder dat er alleen maar buitendorpers op die paardentram zitten. Maak dat we niet om 10 uur ’s avonds nog uit ons raam moeten kijken omdat er jongeren van 30 of 40 op straat wandelen en we zo dingen zouden kunnen missen die er hier gebeuren. Maak het hier weer den echten boeren buiten zonder al die verstorende elementen die uit de vreemde moderne wereld komen overwaaien… Vremde heeft zoveel potentieel. Jullie zien dat toch ook? Het is meer dan baldadige jongeren en dikke ellende. De middenstanders zoals euhm, allez, soit.
Daarom is Vremde verlaten geen optie. Echte liefde roest niet. Ook niet bij mij. Weglopen zou maar al te makkelijk zijn. En laf. Ook geen idee waar naar toe. Wanneer we Vremde met zijn allen definitief de rug toekeren, dan is het helemaal voorbij.
Een gepensioneerde kon vorige week tijdens de zondagmis niet op zijn vaste plaats gaan zitten, omdat die al was ingenomen door iemand die zich pas is komen vestigen in de banlieues van Vremde. En nog niet vertrouwd genoeg is met de plaatselijke gebruiken en gewoonten. De schok die deze vreselijke routinebreuk teweegbracht bij deze gepensioneerde kon wel zijn leven gekost hebben. En de politiek stond erbij en keek er naar. Maar eerst moeten er waarschijnlijk doden vallen, zoals zo vaak.
Vremde. De metropool waar ik afgelopen jaar nog nooit zoveel pompoenen heb gekweekt en nog nooit zo goed rabarber heb geoogst. Alleen daarom al zal ik je altijd graag blijven zien. Maar het is soms verdomd moeilijk.
Geef me mijn metropool terug.
* De naam is gefingeerd. Zijn relaas komt recht uit zijn hart en is zoals alle berichtgeving op The Vremde Mirror uiterst betrouwbaar weergegeven.