Onze reporter probeerde zo dicht mogelijk bij Barry (21) te komen. Dit is zijn verslag
door The Vremde Mirror
Dopboegbeeld Barry (21) laat zich niet gauw in het openbaar zien. ‘Werkloos ben je voltijds of je bent het niet,’ onthulde hij in een eenmalige conversatie met een VDAB-consulent. Onze undercoverjournalist dacht dat het niet heel moeilijk kon zijn om hem te ontmoeten en ging op zoek naar de man achter de mythe. Dit is zijn eerlijke relaas.
Ik heb al voor heel wat hete en onzekere vuren gestaan: ik ben in handen gevallen van IS en ben oog in oog komen te staan met een opiniestuk van Mia Doornaert, ik infiltreerde bij Boko Haram en heb een woede-uitbarsting van Michel Preud’homme overleefd.
Ik kuste mijn vrouw, keek in de richting van Mike en Maaike, mijn twee oogappels, en de tranen schoten me in de ogen. Sterk blijven, vermande ik mezelf. Ik mocht hen niet nodeloos ongerust maken. Dat papa voor enkele dagen of zelfs weken weg is, waren ze inmiddels wel gewend, papa kwam ook altijd terug. Maar nu was het anders. Wat er me nu te wachten stond, was ten zeerste onzeker.
Er was geen weg terug. De maandenlange research aan deze operatie voorafgegaan diende zich nu uit te betalen: via via kwam ik te weten waar Barry woont en dan was het wachten tot de dag dat ik een gaatje in mijn agenda vond om hem op te zoeken. Donderdag, drie weken geleden, zou ik Barry opsporen, maar het tuinhok moest worden geschilderd.
Ik bleef de operatie voor me uitschuiven. Waarom? Is het uit angst dat alles nooit nog hetzelfde zal zijn als voorheen? Over Barry doen dan ook de wildste verhalen de ronde: hij komt voor 12u35 principieel niet uit zijn bed en zijn idool is Ben Crabbé.
Het is drie kwartier rijden naar Barry’s woonplaats. Stiekem hoop ik op files. Had ik niet beter de trein genomen? Mijn blik oogt gepijnigd, maar ik probeer cool te blijven. Voor wie of voor wat? Het is dat soort van misplaatst professionalisme dat ernst moet geven aan onze bezigheden. Alsof dat in mijn geval nodig is. Binnenin vreten zenuwen en stress me op. Anderzijds, ik kan niet zonder. De adrenaline houdt me alert. Ik kijk in mijn achteruitkijkspiegel. Voor zover ik kan inschatten, word ik niet achtervolgd.
Ik zet om toch ietwat te ontspannen de radio aan. Ik heb geen idee welke song ik hoor, dus weet ik evenmin of die op welke wijze dan ook als melige metafoor in mijn verslag kan dienen. Vlak voor ik vertrok, vlooide ik op Google Maps uit waar Barry woont. Het betreft een gewoon huis in een al even normale straat. Barry kan dus je buurman zijn. Je denkt er beter niet aan.
Ik denk liever aan de jaloezie bij andere journalisten en de Pulitzerprijs wanneer mijn – hun woorden – idiote missie lukt. Het moment van de waarheid breekt aan. Ik ben er. Ik parkeer mijn wagen in een nabijgelegen straat, zodat ik niet te hard opval en Barry totaal verrast geen kans krijgt om op de vlucht te slaan.
Ik wandel naar zijn woning en bel aan op hoop van zegen. Barry zelf doet open. Ik ga op hem liggen. Dichter bij Barry zal ik nooit komen.