Boechout | De goed geïnformeerde Vremdeling heeft er vast al wel eens van gehoord: Boechout. Maar wat het juist is, was tot vandaag in de nevelen der duisternis gehuld. Dat kan The Vremde Mirror niet zomaar laten gebeuren en dus werd op haar redactie per loting beslist welke reporter met gevaar voor lijf en leden naar Boechout moest trekken. Een verslag van uw speciale correspondent in Boechout, Miel Blaffetuur.

Foto van een nederig stulpje te Boechout. Moet van een rijke familie zijn.
Wat hier volgt is het onthutsende relaas van een volbloed Vremdeling die zijn eerste stappen op Boechouts grondgebied zet. Een grote stap voor een mens, een nog grotere stap voor de mensheid.
09u05 Ik nader de grens met Boechout. Mijn hart klopt als nooit tevoren, de adrenaline giert door mijn keel en waarschijnlijk ga ik ebola krijgen. Vrienden, familie en kennissen wuiven me uit. Ik wuif terug omdat het protocol dat vereist. De Vremds-Boechoutse grens overschrijden is een sprong in het onbekende. Bibberend en bevend, gehuld in een camouflagepak en met een felblauwe helm op het hoofd, zet ik mijn leven op het spel. Ik denk aan de buurman die hoopt mij niet meer weer te zien omdat hij mij nog 1500 euro verschuldigd is, de buurvrouw die mezelf een huwelijk heeft gekost en mijn vier koeien, twee geiten en negen kippen.
Mijn eerste stappen op Boechouts grondgebied gebeuren zonder noemenswaardige problemen. Het gevaar van de fietser komende uit tegenovergestelde richting verijdel ik netjes door preventief in de beek te springen. De man kijkt me eens raar aan, maar ik heb toch maar mooi elk contact kunnen vermijden.
De band met Boechout moet duidelijk nog groeien. Tot ik een wulps ogend huppelkutje (Joëlle Milquet moest zo maar eens meelezen) wijf met dikke tetten tegenkom, zoiets breekt altijd het ijs. Ik steek mijn waardering niet onder stoelen of banken, mijn handen evenmin. De deerne gaat achter me aan met een deegrol. Waarschijnlijk had ik mijn handen voor mijn afreis toch nog eens moeten wassen na de koeienmest uit de stallen te hebben verwijderd. Maar je merkt toch dat je in een heel andere cultuur bent terechtgekomen: één waar wijven zich niet zomaar laten bepotelen, laat staan dat ze hun benen automatisch openen wanneer een man hen dat beveelt. In Vremde is zoiets nochtans heel gewoon. Maar dat onderscheidt het progressieve Vremde van het preutse Boechout, waar duidelijk nog een moeilijk uit te roeien conservatief-kleinburgerlijke moraal heerst.
Ondertussen ben ik nog wel de benen van onder mijn lijf aan het hollen. Ze snauwt me in haar achtervolgingsrace toe dat ze zoiets alleen toelaat wanneer het Sfinx is, dat ze dan gewillig de matras is van heel Boechout en omstreken. Sfinx? Het wijf met dikke tetten praat in raadselen en blijkt moeilijk te doorgronden. Gelukkig heb ik altijd een 24-delige encyclopedie in mijn achterzak voor noodgevallen als deze. Deze zegt over Sfinx: ‘Vrouw met leeuwenlichaam; ondoorgrondelijk iemand.’ Het wijf met dikke tetten is een ondoorgrondelijk iemand, wat ze zelf nu te kennen geeft en in dat geval doet ze het met iedereen. Ik versta hieruit dat ik moet blijven proberen, de dreigende deegrol doet me van gedachte veranderen.
Ik hol als een gek tot ik zie dat ze de achtervolging heeft opgegeven. Geen idee waar ik intussen ben beland. De lucht ruikt er naar beerput met basilicum en een toefje slagroom. Ik moet echt al in de diepste krochten van Boechout zitten. De vorige zin leest het best met een onheilspellend muziekje op de achtergrond. Liefst niet van Hannelore Bedert, u moet met die griezeligheid nu ook niet overdrijven.

Ik kan niet meer terug. Ik overwin mijn schroom en spreek een toevallige passant aan, die daar ook nog eens geheel toevallig zichzelf is en niet iemand anders. Om te laten zien dat ik mij aanpas aan de plaatselijke bevolking en om niet te laten opvallen dat ik een exoot ben, spreek ik hem aan in het Papiamento. Hij kijkt me eens raar aan en ik meen hieruit op te maken dat hij me niet verstaat. Ik probeer nu in gebarentaal. Dat gaat al iets beter, maar is communicatief gezien nog altijd een even grote voltreffer als elk interview met Kevin Pauwels. Tot slot probeer ik het nog in het Hannelore Bederts, waarop de man prompt op de vlucht slaat. De janker. In al zijn razernij negeert hij het rode licht en wordt aangereden door een aftandse Trabant die besluit om door te rijden aangezien de man toch niet meer te redden valt.
Een slimme beslissing, de man was waarschijnlijk een hardwerkende Vlaming die onderweg was om de economie draaiende te houden. Hij vermijdt zo onnodig tijdsverlies en een reprimande van Karel Van Eetvelt die nu gewoon verder in zijn ivoren torentje de subsidies kan tellen die UNIZO opstrijkt. Ik wandel verder, probeer niet in de plas bloed te stappen en luk daar met de nodige moeite in. Even verderop sta ik voor een bareel zonder tolhuis. Wat een gekkigheid, ik vraag in het Plat Vremds aan een lokale inboorling de bedoeling hiervan. Hij kijkt me eens raar aan en mompelt iets onverstaanbaars, maar ik vang iets met rijp, Broeders en Alexianen op. Boechout zit vol sfinxen, dat is nu wel duidelijk. Terwijl ik me dat bedenk, voltrekt er zich aan de andere kant van de bareel een schrikwekkend tafereel. Een groot lang ijzeren voertuig raast voorbij. Ik besluit in de graskant te duiken die er niet is.
De bareel gaat open. Het normale verkeer in Boechout bestaande uit voetgangers, foorwagens en fietsers zonder werkend licht kruist de sporen. Helemaal onder de indruk van dit wonderbaarlijke fenomeen verplaats ik me verder door Boechout. En wat zie ik daar? Een kerk zonder stellingen. Ik barst uit in een onbedaarlijk lachen. Kerken zonder stellingen zijn zo 19de eeuw. Wat een achterlijk boerengat toch. En dit moet dan het belangrijkste kruispunt van Boechout voorstellen, alwaar verkeerslichten staan die moeten dateren van voor de uitvinding van de elektriciteit en geplaveid is met kasseien waar Tom Boonen een omweg voor maakt. Niet geheel onlogisch, een Lamborghini is nu niet meteen de wagen die het meest geschikt is om over kasseien mee te scheuren.
De ontdekking van de dag krijg ik dan nog te verwerken. Stoot ik daar ineens op een molen, die verdacht hard lijkt op de molen die al sinds jaar en dag vermist is in de Reigersmolenstraat. Hij heeft wieken en is hoger dan de gemiddelde Vlaamse koterij. De dieven! Een onverhoopte primeur die mijn ster aan het journalistieke firmament alleen maar helderder zal doen glinsteren. Promotie naar ’t Pallieterke kan nu niet lang meer uitblijven. Alleen mijn ph-waarde nog wat doen zakken, maar dat mag dankzij de vernieuwingsoperatie bij De Morgen geen probleem vormen.
Dit land heeft meer Zwalm nodig. Helaas werk ik niet voor de Toeristische Dienst van de Gemeente Zwalm zodoende een geniale promotiecampagne die ervoor zal zorgen dat de Zwalmstreek definitief de Vlaamse Ardennen in de marginaliteit verdrukt nooit het licht zal zien. De Zwalm heeft behalve een potentie aan geniale slogans nog wel meer in petto: de graaiende handen van Bruno Tuybens, de Molenberg en de idyllische Stampkotbeek.
Niet dat zalm tot mijn lievelingsgerechten behoort, maar ik begin al wel honger te krijgen. Uit angst voor de gebrekkige hygiëne in gemeenten in de Zuidrand van Antwerpen en ebola besluit ik die oprukkende honger dan maar te negeren en de weg naar huis te zoeken. Geen evidente klus omdat in Vremde moderne navigatiesystemen als kompassen nog moeten uitgevonden worden. Een wetenschappelijke handelsmissie naar Zonnedorp moet de nodige knowhow opleveren en daar verandering in brengen.

De gotische glascontainers. Vremdes belangrijkste toeristische trekpleisters.
Knowhow is het vijfde lelijkste woord dat in het Plat Vremds is ingeburgerd geraakt. Na kosten-batenanalyse, moderniteit, Boechout en core business. Terwijl ik ondertussen weer naar huis dool, merk ik dat ik al gewend ben geraakt aan de indringende geur van beerput met basilicum en een toefje slagroom. Aan de afwezigheid van gotische glascontainers in de nabije omgeving geraak ik maar niet geacclimatiseerd. Het is me een raadsel hoe levende wezens toch meerwaarde kunnen geven aan hun bestaan zonder.
Nu ik er toch ben, kan ik het even vragen aan een Boechoutse passant. Is leven in een dorp zonder gotische glascontainers psychisch wel te volharden? De man negeert zorgvuldig mijn vraag en begint de weg uit te leggen. Ik versta hem wonderwel. Ook hij heeft het weer over die Broeders Alexianen, figuren waarvan klaarblijkelijk heel Boechout in de ban van is. Eerste straat links en dan naar rechts tot aan de lichten, daar op de hoek moet je zijn. Maar ik laat me niet leiden door doorzichtige afleidingsmanoeuvres en herhaal mijn vraag. De man zucht zichtbaar getergd en ik voel dat hij gaat breken, dat er een emotioneel relaas gaat volgen. Hij neemt een klein toestelletje, drukt op de cijfertoetsen, houdt het aan zijn rechteroor en begint er tegen te praten. Dan moet je de absolute mentale labiliteit wel nabij zijn.
11u20 Ik word in een ziekenwagen geleid. Het duurt niet lang eer de ambulance waarin ik vertoef een oprit oprijdt. Ik meen een bordje te ontwaren met Broeders Alexianen op. Een verrassingsact? Een verzamelplaats van gotische glascontainers? Ik weet het niet. Maar de kans is klein dat ik voor het middageten thuis zal zijn.